Moderniteit, de vreemdeling en natiestaten – Zygmunt Bauman

De Pools-Britse socioloog en filosoof Zygmunt Bauman schreef in zijn intellectuele leven over verschillende onderwerpen, waaronder de invloed van de moderniteit op de huidige westerse samenlevingen. Hij bracht o.a. aan het licht welke invloed het moderne denken had op de Holocaust en meer algemeen de verhouding met de ‘vreemdeling’. In wat volgt wordt een beknopte introductie van Baumans werk over moderniteit en ambivalentie gegeven.

 

De moderne wereld is volgens Bauman gekenmerkt door een onophoudelijke drang naar zekerheid. Die drang vinden we in onze samenleving terug in die systemen die intellectuelen vaak omschrijven als technocratisch en bureaucratisch. Dit zijn systemen waaruit blijkt dat de spontaniteit en de ambiguïteit van het menselijk handelen systematisch vermeden worden. In een bureaucratie is er bijvoorbeeld niet veel ruimte voor individuele, spontane handelingen, aangezien men wordt verwacht opdrachten nauwgezet uit te voeren. Ook een radicaal technocratisch systeem vertoont deze tendens, het is er namelijk erop gericht het handelen te sturen naar wat de wetenschappelijke kennis voorschrijft, zonder daarbij noodzakelijk een beroep te doen op morele overwegingen. Voor Bauman is de moderniteit een project dat ernaar streeft controle over de wereld uit te oefenen, de toekomst te plannen en het heden te sturen. De ambivalentie die inherent optreedt in de dagelijkse leefwereld is onwenselijk en zal ook als zodanig behandeld worden. Zo is ook ‘de vreemdeling’ – die vandaag in de vorm van vluchtelingen verschijnt – een voorbeeld van die ambivalentie. Hij is namelijk een nieuw en vreemd gegeven binnen samenlevingen, waardoor hij de gevestigde orde uitdaagt.

In zijn werk Modernity and Ambivalence uit 1991 beschrijft Bauman de verhouding tot de vreemdeling aan de hand van de relatie tussen vriend en vijand, die ook kenmerkend is voor alle intermenselijke relaties. Bij de eerste (de vriendschappelijke relatie) is er sprake van een positieve verhouding tussen subjecten, terwijl de tweede (de vijandige relatie) een gevaarlijk negatief karakter heeft. Een vriend is iemand van wie we verwachten dat hij zich in bepaalde mate verantwoordelijk voelt, zoals we ons zelf ook verantwoordelijk achten voor het welzijn van diezelfde vriend. We voorzien op die manier namelijk een omgeving waarin er voor elkaar gezorgd wordt. Er is dus sprake van een reciprociteitsgevoel tussen individuen op basis waarvan we kunnen vermoeden dat de vriendschappelijke verhoudingen gedeeltelijk ook pragmatische overwegingen zijn. De vijand daarentegen is diegene die ons welzijn in gevaar kan brengen, waardoor er sprake is van een problematisch belangenconflict tussen het zelf en de vijand. Zowel de vriend als de vijand construeren een sociale relatie die duidelijk bepaalde verwachtingen formuleert, er zouden geen verrassingen mogen opduiken en als dat wel gebeurt, bestaat de mogelijkheid dat de vriend als vijand aanschouwd zal worden en andersom.

De vreemdeling maakt komaf met deze duidelijke structurering en introduceert een gevoel van argwaan en chaos. Door zijn ambigue aard – hij is namelijk noch vriend, noch vijand – komt de consistente moderne organisatie van de wereld in het gedrang aangezien hij in geen enkele categorie thuishoort:

They bring the outside into the inside, and poison the comfort of order with suspicion of chaos. (Bauman, 1990, p. 146)

Deze fluïde aard van de vreemdeling wordt door Bauman beschreven aan de hand van een vergelijking met andere types van moderne vreemdelingen. Zo zijn er verschillende vreemdelingen die collectief getolereerd worden en doorgaans geen existentiële problemen veroorzaken. Het gaat concreet over diplomaten, zakenmensen, enzovoort. Baumans bespreking is echter van een fundamenteel andere aard, zijn ‘vreemdeling’ is langdurig aanwezig en bevindt zich binnen in een samenleving als een soort infiltrant, hij wordt namelijk niet verzocht zich daar te begeven. Hij neemt zelf initiatief om een territorium binnen te treden op dezelfde manier als een vijand dat doet, maar aangezien hij zich binnen in een territorium en natie bevindt, is hij geen duidelijke vijand, zijn aanwezigheid vraagt zelfs om een bepaalde verantwoordelijkheid. Het gaat hierbij om dezelfde verantwoordelijkheid die zich ook manifesteert in vriendschappelijke relaties. Het is duidelijk voor Bauman dat deze vreemdeling een uitdaging vormt voor de gevestigde samenlevingen van vrienden en vijanden. De moderniteit is voor hem – hoewel niet duidelijk omschreven wat deze periode inhoudt – een project om deze vreemdheid te elimineren. Hij ziet dit fenomeen voornamelijk verschijnen bij natiestaten:

The national state is designed primarily to deal with the problem of strangers, not enemies.
It is precisely this feature that sets it apart from other supra-individual social arrangements. (Bauman, 1990, p. 153)

Hieruit blijkt dat het nationalistische gedachtegoed per definitie een moderne uitvinding is. Het is erop gericht eenheid te creëren op basis van een gedeeld verleden en op het kunstmatig teweegbrengen van een vriendschappelijke relatie tussen de onderdanen. In een nationalistische staat is er enkel plaats voor de vriend, de vijand bevindt zich buiten de territoriale grenzen. De nationale staat was – zoals beschreven in Modernity and the Holocaust (1991) – de tuinman die moest waken over de harmonieuze samenhang van zijn tuin, waar geen plaats was voor onkruid en andere zichzelf uitnodigende planten. Als die nationale staat zijn doelen bereikt, zou er dus geen plaats meer zijn voor de vreemdeling, er zouden enkel vrienden en vijanden bestaan. Maar volgens Bauman is tot op vandaag geen enkel van deze nationalistische projecten daarin geslaagd. Een waterdichte homogene entiteit creëren – op etnisch, cultureel, taalkundig vlak – bleek een onoverkomelijke uitdaging. De vreemdeling bleek keer op keer vast te houden aan de eigen fundamentele kenmerken van zijn identiteit waardoor hij zich nooit volledig liet overmeesteren. De projecten van de grenzeloze en totale assimilatie – zoals ook de totalitaire bewegingen uit de twintigste eeuw dat voor ogen hadden – bleken een voor een gefaalde pogingen.

Auteur

Deze educatieve tekst werd geschreven door Achilles van Gestel, student wijsbegeerte en moraalwetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel, Universiteit Antwerpen en Universiteit Gent en vrijwilliger bij Ifese.

Bronnen

Bauman, Z. (1990). Modernity and Ambivalence. Theory, Culture & Society, 7, 143–169.

Aanbevolen lectuur

Bauman, Z. (2020). Modernity and the Holocaust. Polity Press.

Van den Bossche, M. (2018). Vreemde Wereld. Zygmunt Bauman over samenleven in vloeibare tijden. ASP.